Nieuwjaarstoespraak 2019 – ode aan Paul V.
Vroeg of laat, zeker op een gegeven moment werd het tijd dat ik ging schilderen.
Voor het schilderonderwijs werd ik door mijn leermeester doorverwezen naar een vriend die in een buitenwijk woonde, Paul. Op mijn vraag wat ik voor de 1e les mee moest nemen kwam een lang en vaag antwoord, met zoveel stelligheid uitgesproken dat ik de vraag niet durfde te herhalen. Voor de zekerheid kocht ik een paar tubes verf en een set penselen bij de V&D. Niet van die grote, ik wilde het bescheiden GC erdtftrrhhouden.

De dag van de afspraak kwam snel naderbij. Met verf en penselen fietste ik naar het opgegeven adres. Het was in een bovenwoning in een nieuwbouw woonwijk aan de rand van de stad. De huiskamer was het atelier. Er stond een grote tafel, vol met boeken en papieren, schrijfgerei, een volle asbak, een radio, lege kopjes en glazen. Van de twee stoelen was er 1 gevuld met boeken. Het enige wandmeubel bevatte nog meer boeken, mappen, paperassen, beeldjes, dozen en een zwartwit tv afgestemd op het testbeeld. Er kwam een laag brommend geluid uit. Het raam was voor een deel met boodschappenbriefjes beplakt en lang geleden schoongemaakt. Het zag er allemaal heel kunstig uit.
Tegen de muren mappen met tekeningen, beschilderde kartons, schilderijen, dozen verf en krijtjes afgewisseld met stapels kranten en tijdschriften, alles op datum gesorteerd – zo bleek later. Verder waren er in rijen gerangschikte hopen lege verpakkingen van thee, koffie, koffiefilters, margarine, hagelslag, rijst, paneermeel, biscuits en overige levensmiddelen. Alles onder een dikke lage stof. De circulaire economie had hier al een bescheiden begin gemaakt. Welke overigens later tenietgedaan werd door een groep vrinden van de kunstenaar die, toen de stapels het plafond naderden onder het mom van schoonmaken alles naar de vuilstort brachten. Waarna het verzamelproces opnieuw kon beginnen.
In de hoek stond een echtpaar in trouwkostuum die daar via een paadje terecht waren gekomen. Daarvoor 2 schildersezels, de 1 voor de ander. Na de begroeting liet ik mijn meegebrachte verf en penselen zien. De penselen werden in een hoek gesmeten. Te klein. De verf kon er gelukkig wel mee door. Ik kreeg een naar mijn smaak veel te grote kwast in de hand gedrukt, zo’n brede platte waar je muren mee kunt sauzen.
“Ga daar maar staan – en hij wees naar de achterste ezel waarop een naar mijn smaak veel te groot wit vel karton stond. “Goed kijken en doe mij maar na”. Er stond een bordje met verf en een pot water. “Met deze kwast?”. “Ja, met deze kwast”. Dat wordt niks dacht ik nog, maar weglopen durfde ik niet en om nu al stampij te maken…Het zweet brak me uit.
Kijken is een werkwoord zei de docent op de kunstacademie. Het was de eerste les die geheel op ging aan een monoloog van ruim 3 kwartier. Ik dacht nog: gaan we nog wat doen? maar dit was het. Om te voorkomen dat we het zouden vergeten werd het verhaal later in het jaar nog een paar keer herhaald.
Kijken is een werkwoord en ik zie haar nog binnen komen. Permanentje, kokerrok met schoudertas en een nog lege plastic tas in de hand. Ze kwam uit Twente en had een hotel geboekt. Het plan was in 2 dagen alle 156 ateliers van de atelierroute verspreid over de stad te bezoeken. Lopend. Dat moest lukken. Wij waren de eerste en na 2 minuten was ze alweer weg anders zou ze het niet halen. Als bewijsmateriaal bracht ze een tas met folders, brochures en visitekaartjes thuis.
Kijken is een werkwoord. Sinds je in een museum mag fotograferen zie je overal bezoekers met smartphones rondlopen. In een stevig tempo wordt van elk schilderij een foto gemaakt. Waarna deze later als bewijs van het bezoek op facebook en instagram gezet worden. Het is erg verslavend, de camera zit er nou eenmaal niet voor niets op dus wat let je.
Een paar jaar geleden las ik dat de gemiddelde tijd van een bezoeker die naar een kunstwerk kijkt 7 seconden is. Dat is best lang als je de tegenwoordige snapshotcultuur in acht neemt. Er zijn dus mensen die behoorlijk lang voor een schilderij gaan staan anders haal je dat gemiddelde nooit.

Kijken is een werkwoord. Ik heb eens een minuut of 10 voor een schilderij van Mark Rothko gezeten. Er stond niets op. Nou ja, niets. Rothko schilderde grote doeken met meerdere lagen verf over elkaar heen. Zonder een vorm of tekening erin. Zodat je tegen een kleurvlak aankijkt. Vroeg of laat – als je tenminste de tijd neemt – ga je er van alles in zien. Het schilderij heeft een spiegelfunctie, je ziet jezelf erin. Sommige mensen zijn tot tranen geroerd na het zien van een Rothko. Rothko wist dit zelf ook en daarom dat hij bij de expositie van zijn werken een tempelsfeer eiste met gedempt licht, absolute stilte en grote lege ruimtes.
Kijken is een werkwoord en het was hard werken. Ik begon met de grote kwast gele verf op het karton te smeren, een beetje zoals ik het voor me zag gebeuren op de andere ezel. Ik keek naar de modellen en leerde dat je met de zijkant van de kwast meer controle kreeg over de vormen. Over de gezichten van de modellen moest ik me maar geen zorgen maken. De kleuren liepen door elkaar heen, in het midden waren een paar rommelige figuren te zien waar ik met de beste wil van de wereld het trouwpaar niet in kon herkennen.
Na afloop was de meester tevreden maar ik vond het nergens op lijken. Dat was ook niet de bedoeling, het ging om het kijken. Ik zag mezelf terug.
Paul overleed plotseling enkele maanden geleden. Op vrijdag 23 november nog een mail.
“ Hé Laurens, misschien moet ik jouw schilderijen echt bekijken als je ’t goed vindt. En ik moet eerst maar acclimatiseren, daar ik 6 weken m’n linkerarm niet mag overbelasten. Over 2 maanden controle betreffende m’n ICD implantatie. Vanaf 1 jan. 2019 mag ik weer “alles”, zoals “zwaar” tillen & op m’n Peugeot Fox rijden > maw. Nieuw het Nieuw Jaar in. Groeten aan Antonia, Paul.”
Twee dagen daarna overleed hij. Hij wou helemaal niet dood maar ging toch. Kijken is een werkwoord en Paul zet z’n werk elders voort. Hoi Paul.
Ik wens je veel kijkplezier dit jaar.